Skip to content

Bas van Pouderoijen (1925) Zuilichem

Bas van Poederoijen werkte een groot deel van zijn werkzaam leven in de steenfabriek van Gameren, van 1947 tot 1973 om precies te zijn. De nu 90-jarige Zuilichemmer kan er nog smakelijk over vertellen. We spraken hem op 2 juni in 2015 in zijn appartement in de Slotshof in Gameren ook over zijn oorlogsherinneringen.

Bas van Pouderoijen“Ik ben geboren en getogen in Zuilichem. En in het begin was het armoe troef. Mensen spreken nu wel eens van een crisis, maar de jaren ’30, dát was pas een crisis! Als m’n klomp kapot was moest ik maar een oude van m’n broer aantrekken. Die paste me totaal niet, maar geld was er gewoonweg niet. Toen de oorlog uitbrak was ik 15 jaar. Ik volgde een cursus voor de land- en tuinbouw, maar de Duitsers hadden mankrachten nodig en ik kreeg een oproep voor de Arbeitseinsatz. Onderduiken was linke boel dus ik had geen andere keus dan te gaan. Het was een moeilijk afscheid, want er bestond een grote kans dat ik m’n familie nooit meer terug zou zien.”

“Ik belandde in een fabriek in Westfalen die accu’s maakte voor U-boten. Een strafkamp was het niet, maar goed hadden we het zeker niet. En je moest je proberen in te houden tegen de Duitsers. Van binnen kon je wel koken, maar van buiten moest je fluiten. Dat viel niet mee voor 18-jarige jongens, zeker niet als je onrecht zag.”

Het project in de accufabriek werd trouwens nooit afgerond, omdat de bevrijding op tijd kwam.” Met een knipoog: “ Na de oorlog ben ik maar niet meer terug gegaan om het af te maken.”

“Die bevrijding was nog een verhaal apart. Op 5 mei stond ik al aan de grens bij Gronau. Maar toen duurde het nog 6 weken voor ik Zuilichem weer bereikt had! Het was een complete chaos in het land en het openbaar vervoer reed natuurlijk niet. Via Almelo en Nijmegen kwam ik in Den Bosch terecht. Daar ontmoette ik veearts De Jong uit Zaltbommel die me kon vertellen dat m’n ouders nog leefden. Ik kon een bericht aan mijn familie sturen waarop mijn broer Arie me kwam halen.”

“In de jaren na de oorlog was het een gouden tijd voor de steenfabrieken. Alles moest weer opgebouwd worden en daar waren veel bakstenen voor nodig. Op 18 december 1947 ging ik aan de slag in de fabriek van de gebroeders De Jongh, die werd gerund door dhr. Paul Jansen. Het was een rustig begin want de fabricage van stenen was seizoensarbeid en in december was het altijd rustig.”

“Mijn eerste baan was opzetter. De stenen lagen plat op de grond in banen. Je nam er zes op je linkerarm en 2 in je rechterhand en die ging je opstapelen, zodat ze konden drogen. 10.000 stenen per man per dag (!). Het was loodzware arbeid, maar toch was het een prachtige tijd. Het was één grote familie. En ik liet geen kans voorbij gaan om streken uit te halen. Dat was al snel bekend. Als er wat gebeurd was kreeg ik de schuld, zelfs al had ik een snipperdag, haha!”

“Maar we zorgden natuurlijk wel dat we door gingen. Je moest ook wel, want de pers draaide door en als je niet doorwerkte stond het hele terrein vol Waalsteentjes. Na een tijdje werd ik neerslaander, de man die de houten vormen met zes stenen op de straat kieperde. Je moest er wel een elastieken rug voor hebben.” Hij doet de beweging nog eens voor, met een gemak dat je niet bij zijn leeftijd zou verwachten. “Daarna werd ik inschuiver, hoewel ze me eerst zeiden dat ik er te klein voor was. Je moest de stenen boven manshoogte inschuiven. Het verdiende een rijksdaalder per week meer omdat het zo zwaar was. Maar omdat ik er wel handigheid in had lukte het me goed.”

“Er werd een nieuwe pers aangeschaft en ik kreeg het aanbod om die te bedienen. Het betaalde beter en ik hoefde niet meer buiten te staan. Nee dank u, zei ik tegen meneer Jansen. Als ik steeds binnen mag staan betekent dat automatisch dat ik nooit meer buiten ben. En daar pas ik voor! Hij dacht eerst dat ik een grap maakte, maar respecteerde mijn keuze.”

“Zo gingen de ontwikkelingen in de steenfabriek steeds verder. Er werd van alles gedaan om de productie te verhogen. Het formaat werd aangepast zodat er zeven in een vorm pasten. En er werd zelfs dynamiet gebruikt om de grond los te maken in de winter. Er kwamen nieuwe productielijnen die vol zaten met kinderziektes. Het kwam de kwaliteit van de stenen niet altijd ten goede.”

“Begin jaren ’70 lag de fabriek op z’n kont. De directie maakte het desondanks moeilijk voor de werknemers om weg te gaan, want ze wilden hun vaklui niet kwijt. Maar inmiddels wilden wij wel weg want de verhoudingen werden steeds akeliger en er werd ook aan ons getrokken. Meneer van Tuyl (van de aardappelhandel) stond soms bovenaan de dijk om mensen te charteren. Uiteindelijk nam ik met vier anderen ontslag en ben bij de Utrechtse wegenbouw gaan werken. Tot aan mijn afzwaaien in 1988 werkte ik in de wegenbouw, later bij Stevin en Volker-Stevin, voornamelijk rond Dordrecht.

“Op het terrein van de steenfabriek ben ik nooit meer geweest. Ik heb alleen nog een keer op de dijk gekeken, toen ze de schoorsteen lieten ontploffen. Het deed nog zeer.”

Verteller:
Bas van Pouderoijen
(geboren 1925, Zuilichem)

Opname:
2 juni 2015 in de Slotshof, Gameren

Interviewer:
Jan van den Berg en Riet Meijssen

Fotografie:
Jan van den Berg

Bas van Pouderoijen Zuilichem / Gameren
Back To Top